Bij letselschade heeft in beginsel alleen het letselschadeslachtoffer zelf (de direct getroffene) een vorderingsrecht op de aansprakelijke veroorzaker van het letsel. Derden die schade lijden omdat het letselschadeslachtoffer schade lijdt (de indirect getroffenen), hebben op enkele uitzonderingen na géén vorderingsrecht.
Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld de werkgever die tijdens de afwezigheid van het letselschadeslachtoffer het loon heeft doorbetaald en zogeheten verplaatste schade van derden: kosten die een derde heeft betaald en die anders door het letselschadeslachtoffer zouden zijn betaald. Vanaf 1 januari 2018 hebben bepaalde naasten en nabestaanden van het slachtoffer recht op een beperkte vergoeding van affectieschade bij ernstig letsel of overlijden van het letselschadeslachtoffer (zie hierover de blog Vergoeding van affectieschade mogelijk na inwerkingtreding wetsvoorstel).
Bij zogeheten shockschade gaat het om iets anders. Daar gaat het niet om schade of verdriet van derden door het letsel of overlijden van het letselschadeslachtoffer, maar om schade door het waarnemen van het ongeval of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, waardoor bij iemand een hevige emotionele schok teweeg wordt gebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit. In 2002 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat vergoeding van shockschade onder die voorwaarden mogelijk is. Van shockschade zal met name sprake kunnen zijn als de persoon in nauwe relatie staat met het letselschadeslachtoffer.
In september van dit jaar boog de rechtbank Den Haag zich over de vraag of sprake was van shockschade bij de ouders en broer van een vermoord meisje van 15 jaar (ECLI:NL:RBDHA:2018:11220).
De rechtbank oordeelde dat de familie inderdaad rechtstreeks geconfronteerd werd met de gevolgen van het ongeval. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de familieleden allereerst ingelicht werden over het overlijden van hun dochter en zus en dat zij vervolgens beetje bij beetje bekend werden met de gruwelijke details van het misdrijf en de omstandigheden waaronder de moord heeft plaatsgevonden. Twee dagen later hebben de nabestaanden de verwondingen zelf gezien. Deze confrontatie heeft naar het oordeel van de rechtbank zonder twijfel tot een hevige shock bij de familie geleid.
De rechter gaat voorbij aan het verweer dat de familieleden de plaats van het ongeval zelf zouden hebben moeten waargenomen en het verweer dat het zien van de verwondingen na twee dagen onvoldoende zou zijn. Volgens de rechtbank kan een rechtstreekse confrontatie namelijk bestaan uit het ontvangen van informatie in combinatie met het later waarnemen van de verwondingen, zodat de nabestaanden een concrete voorstelling hebben kunnen maken van wat het slachtoffer is overkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter nog niet voldoende aangetoond dat sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld. De rechtbank benoemt daarom een deskundige om vast te stellen of er bij de familieleden sprake is van geestelijk letsel, zodat kan worden bepaald of ook aan die voorwaarde voor vergoeding van shockschade is voldaan.
T (+31) 24 - 6793747
E info@raafadvocaten.nl