Een exploitant van koffieautomaten heeft zich tegenover een telecombedrijf verplicht tot het plaatsen, aansluiten, vullen en onderhouden van de koffieautomaten in het hoofdkantoor van het telecombedrijf. De exploitant is eigenaar van de koffieautomaten gebleven. Het telecombedrijf is de gebruiker geworden. In een van die koffieautomaten is op enig moment brand ontstaan met flinke schade aan de opstal en inboedel als gevolg. De opstalverzekeraar en de inboedelverzekeraar hebben de brandschade uitgekeerd en hebben vervolgens een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Oost-Brabant tegen de exploitant van de koffieautomaat.
Een van de vragen die ter beoordeling aan de rechtbank voorlag, was de vraag of sprake was van een tekortkoming van de exploitant en zo ja, of deze tekortkoming aan de exploitant kan worden toegerekend.
Tekortkoming exploitant?
Indien de brand is ontstaan door een gebrek in de koffieautomaat, dan is de exploitant naar het oordeel van de rechtbank Oost-Brabant tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit de overeenkomst met het telecombedrijf. Niet alleen omdat er (tijdelijk) geen goed functionerende koffieautomaat heeft gestaan, maar ook omdat de door de exploitant geplaatste koffieautomaat schade heeft toegebracht aan het telecombedrijf.
Toerekening?
Indien een schuldenaar tekort schiet in de nakoming van een overeenkomst, dan is hij op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dat bepaalt artikel 6:75 BW.
Indien een verkoper een niet door hemzelf geproduceerd gebrekkig product verkoopt, maar die gebrekkigheid niet kende of behoorde te kennen, dan is er weliswaar sprake van een tekortkoming aan de zijde van die verkoper, maar de verkoper kan ten aanzien van dat gebrek geen verwijt worden gemaakt. Het element schuld ontbreekt dan. In het arrest Oerlemans-Driessen (HR 27 april 2001, NJ 2002, 213). Heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat de verkeersopvattingen in beginsel dat gebrek voor rekening van de verkoper brengen, ook als de verkoper het gebrek niet kende of behoorde te kennen.
Anders dan in het arrest Oerlemans-Driessen was hier echter geen sprake van koop. De rechtbank Oost-Brabant heeft echter geoordeeld dat dit arrest hier analoog dient te worden toegepast. Ook in het geval als hier aan de orde, waarin een bedrijfsmatig eigenaar/exploitant van een (niet door hemzelf geproduceerde) koffieautomaat deze in gebruik geeft aan een ander maar de volledige (dagelijkse) zorg houdt voor het goed functioneren van de automaat, heeft te gelden dat een gebrek in die automaat naar verkeersopvattingen in beginsel voor risico komt van de bedrijfsmatig eigenaar/exploitant, óók als deze het gebrek niet kende of behoorde te kennen. Indien komt vast te staan dat de brand is veroorzaakt door een gebrek in de koffieautomaat, dan is de exploitant van de koffieautomaat dus in beginsel schadeplichtig jegens de verzekeraars van de opstal en de inboedel (Rb. Oost-Brabant 25 maart 2015 ECLI:NL:RBOBR:2015:1903).
Bij eindvonnis van 14 september 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat de inboedelverzekeraar in haar bewijs is geslaagd dat de oorzaak van de brand moet zijn gelegen in de koffieautomaat. De vorderingen van de inboedelverzekeraar worden toegewezen. De inboedelverzekeraar werd bijgestaan door RAAF advocaten.
T (+31) 24 - 6793747
E info@raafadvocaten.nl