Na een bezoek aan de ABN AMRO struikelt een man op de parkeerplaats over een ovaalvormige, grijskleurige betonnen drempel, een zogenoemde biggenrug. Hij heeft daarbij een incomplete dwarslaesie opgelopen. De man wil de ABN AMRO aansprakelijk stellen wegens gebrekkige opstal.
Artikel 6:174 BW bepaalt dat de bezitter van een opstal in beginsel aansprakelijk is als de opstal “niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daarvoor gevaar voor personen of zaken oplevert”. Volgens het slachtoffer is de parkeerplaats gebrekkig, omdat het een gevaarlijke inrichting heeft, het druk is op de parkeerplaats, er geen looproutes aanwezig zijn en er geen veiligheidsmaatregelen zijn genomen. De indeling van de parkeervakken was volgens een visgraatpatroon, de vakken bleken iets kleiner dan aanbevolen en er waren smallere rijbanen toegepast.
De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer afgewezen. Het hof heeft dit vonnis van de rechtbank echter vernietigd en geoordeeld dat het parkeerterrein van de ABN AMRO gebrekkig was en dat zij gehouden waren, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming, veiligheidsmaatregelen te nemen. Volgens het hof is de ABN AMRO dan ook aansprakelijk voor het ongeval van het slachtoffer.
Wel komt het hof een beroep op eigen schuld toe op grond van artikel 6:101 BW. Het hof oordeelt dat van een voetganger op een parkeerterrein de nodige oplettendheid verwacht mag worden, zeker als er geen voor de hand liggende looproute is waarvan de voetganger een vrije en onbelemmerde doorgang mag verwachten. Ook zijn biggenruggen op parkeerterreinen geen bijzonderheid. Het hof waardeert de vergoedingsplicht van ABN AMRO op 60%. De overige 40% komt toe aan het slachtoffer wegens onoplettendheid.
ABN AMRO ging tegen deze beslissing van het hof in cassatie, omdat zij vond dat het hof bij de toepassing van de maatstaf voor een gebrekkige opstal aan meerdere argumenten van ABN AMRO geen aandacht had besteed, zoals de stellingen van ABN AMRO dat het risico op vallen door struikelen klein is, dat struikelen niet vaak tot ernstig letsel leidt, dat zich op het parkeerterrein niet eerder een struikel- of valpartij heeft voorgedaan, dat biggenruggen zoals die op het parkeerterrein van ABN AMRO gebruikelijk zijn op parkeerterreinen, dat het markeren van biggenruggen niet zinvol is en dat met een verkeersbord waarschuwen voor de aanwezigheid van biggenruggen niet gebruikelijk is en niet nodig is.
De Hoge Raad oordeelt dat het bij het antwoord op de vraag of een opstal voldoet aan de eisen die men daaraan uit het oogpunt van veiligheid in de gegeven omstandigheden mag stellen, aan komt op de vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.
Het hof had bij zijn beoordeling van de gebrekkigheid van het parkeerterrein niet kenbaar afgewogen hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar was, wat in dat geval de ernst zou zijn van het letsel, wat de te verwachten mate van (on)oplettendheid van een gebruiker van het parkeerterrein was en wat de bezwaarlijkheid was van het anders inrichten van het parkeerterrein. De stellingen van ABN AMRO waren in elk geval niet kenbaar in de beoordeling betrokken.
De Hoge Raad vernietigt dan ook het arrest van het gerechtshof en verwijst het door naar een ander gerechtshof voor het opnieuw beoordelen of het parkeerterrein gebrekkig was.
De volledige uitspraak van de Hoge Raad van 1 december 2023 kunt u hier lezen (ECLI:NL:HR:2023:1674).
Als u naar aanleiding van dit artikel vragen heeft, dan kunt u contact met ons opnemen voor een vrijblijvend en kosteloos advies.
Esmee Beeks
T: 0314 78 11 11
E: info@raafadvocaten.nl